Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Alimentatieberekening en woonlasten: zo zit het!

Geplaatst op: 29-09-2016, 16:11:41

In Nederland wordt op basis van bepaalde richtlijnen berekend hoeveel ouders financieel moeten bijdragen in de kosten van hun kinderen. De afgelopen jaren zijn deze richtlijnen behoorlijk veranderd. Een van de issues is de wijze waarop met de woonlasten van ouders rekening wordt gehouden.

Formule

Sinds 2014 wordt nog meer dan voorheen gerekend met tabellen en formules. Eerst wordt aan de hand van de zogenaamde 'Nibud-tabellen’ berekend hoeveel een kind kost. Vervolgens wordt via de 'draagkrachtformule’ bepaald wat ieder van de ouders kan missen. Deze draagkrachtformule gaat uit van een bepaald netto besteedbaar inkomen. Daarop strekt in mindering een aantal forfaitaire c.q. fictieve lasten. Enerzijds zijn dat lasten uitgedrukt in een percentage van het netto besteedbaar inkomen, anderzijds zijn dat lasten die voor alle ouders in gelijke mate gelden. Deze rekensom mondt uit in een bedrag dat ieder van de ouders in staat is bij te dragen in de kosten van hun kind.  

Aan woonlast wordt gerekend met 30% van het netto besteedbaar inkomen, ongeacht de werkelijke woonlast. Een ouder kan samenwonen en daardoor een veel lagere woonlast hebben. Een ouder kan ook een dubbele woonlast hebben als gevolg van een onverkoopbaar huis. Voor deze laatste situatie is een uitzondering gemaakt, maar in principe is de werkelijke woonlast van een ouder niet relevant.

Samenwonen

Dat betekent dat als een ouder gaat samenwonen, dit geen reden voor een wijziging van de kinderalimentatie is. U raadt het al, in de rechtspraktijk wordt toch nogal eens geprobeerd de rechter er van te overtuigen wel met de werkelijke woonlasten te rekenen, omdat de uitkomst anders wel heel onredelijk zou zijn. Een forfaitair rekensysteem kent voordelen: het dient de rechtszekerheid en het voorkomt nare discussies tussen ouders. Aan de andere kant blijft alimentatie rekenen maatwerk, terwijl formules niet in elke specifieke situatie recht doen aan de realiteit.

In schrijnende gevallen willen rechters daarom toch nog wel eens afwijken van de draagkrachtformule en rekenen met de werkelijk woonlast, zoals recentelijk hof Den Haag op 29 juni 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:2310), waarin de werkelijke woonlast van de alimentatieplichtige vader maar liefst € 1.000,- per maand lager was dan de fictieve woonlast.

Partneralimentatie

Het berekenen van partneralimentatie gaat heel anders. De draagkrachtformule geldt hier niet. Er wordt deels ook wel met fictieve lasten gerekend, maar deels ook met werkelijke lasten. Zo wordt wel rekening gehouden met de werkelijke woonlast. Als partneralimentatie aan de orde is, moet dus altijd een tweetal draagkrachtberekeningen worden gemaakt: een berekening van de draagkracht van de ouders om de kinderalimentatie te kunnen bepalen, gebaseerd op een fictieve woonlast en een berekening van de draagkracht van de ex-echtgenoten om partneralimentatie te kunnen betalen, gebaseerd op de werkelijke woonlast.

Dat kan tot heel aparte uitkomsten leiden. Als bijvoorbeeld de alimentatieplichtige vader c.q. ex-echtgenoot lage woonlasten heeft, kan het zijn dat hij niet of nauwelijks draagkracht heeft voor kinderalimentatie, maar wel voor partneralimentatie. Dat resultaat staat op gespannen voet met de wet waarin is verankerd dat kinderalimentatie voorgaat op partneralimentatie. In dit soort situaties wordt inmiddels ook een correctie doorgevoerd op het rekenen met fictieve woonlasten. Al met al blijft het alimentatie rekenen ingewikkeld ondanks alle verwoede pogingen het rekenwerk te vereenvoudigen.

Bron: artikel van Marjet van Yperen-Groenleer, familierechtadvocaat, op www.dft.nl van 28 september 2016

Ga terug naar de vorige pagina